
Jurisprudentie
BJ4940
Datum uitspraak2009-07-27
Datum gepubliceerd2009-08-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 09/3459
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Datum gepubliceerd2009-08-11
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Haarlem
ZaaknummersAWB 09/3459
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter
Indicatie
Sluiting coffeeshop "Easy Going" voor 4 weken wegens verkoop wiet aan een minderjarige.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 09 - 3459
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van 27 juli 2009
in de zaak van:
[verzoekster], exploitante van Coffeeshop “Easy Going”,
gevestigd te Haarlem,
verzoekster,
gemachtigde: mr. H. Alacali Çiblak, advocaat te Haarlem,
tegen:
de burgemeester van Haarlem,
verweerder.
Tegenwoordig: mr. A.C. Terwiel-Kuneman, voorzieningenrechter, en mr. M. Hekelaar, griffier.
Zitting: 27 juli 2009
Verschenen: Verzoekster in persoon, bijgestaan door haar voornoemde gemachtigde. Tevens is verzoeksters partner, [naam], verschenen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. R. Braeken, drs. J.A.M. Lubbers en H. Meijer, allen werkzaam bij de gemeente Haarlem.
Het geschil betreft het besluit van verweerder van 8 juli 2009, waarbij hij krachtens artikel 13b Opiumwet heeft bevolen tot de volledige sluiting van verzoeksters coffeeshop gevestigd aan de Barrevoetestraat 23 te Haarlem voor de duur van vier weken, te weten van zaterdag 1 augustus 2009 tot en met vrijdag 28 augustus 2009.
Bij mondelinge uitspraak van 27 juli 2009 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om schorsing van het besluit afgewezen.
De voorzieningenrechter heeft daartoe het volgende overwogen.
Niet is bestreden en ook voor de voorzieningenrechter staat vast dat aan een minderjarige, een in 1993 geboren en derhalve op 5 maart 2009 16-jarige jongen, in de coffeeshop wiet is verkocht.
Derhalve is niet in geschil dat de burgemeester bevoegd is ter zake een maatregel te nemen.
Verzoekster heeft aangevoerd dat verweerder is afgeweken van het beleid neergelegd in de “Nota beleid coffeeshops 1999” (hierna: de beleidsnota). Zij stelt dat verweerder in plaats van een sluiting te bevelen een waarschuwing had dienen op te leggen, omdat het om een eerste overtreding gaat. Zij heeft daartoe gewezen op de desbetreffende zin in de alinea ‘Sluitingscriteria’, op pagina 5 van de beleidsnota.
Verweerder heeft erop gewezen dat de betreffende zin in de gehele context van de alinea moet worden gelezen en tevens in samenhang met hetgeen de op pagina 11 van de beleidsnota onder ‘Sluitingscriteria’ staat geschreven. Uit een en ander is af te leiden dat altijd de ernst van de overtreding voorop staat en dat ook bij een eerste overtreding de ernst ervan kan leiden tot sluiting in plaats van een waarschuwing, aldus verweerder.
De voorzieningenrechter volgt de uitleg van verweerder in deze. Voor zover verzoekster heeft aangevoerd dat het beleid, ook bezien in samenhang, onduidelijk is, had het op haar weg gelegen bij verweerder navraag te doen.
Met betrekking tot de in het kader van handhaving vereiste belangenafweging overweegt de voorzieningenrechter dat de overtreding een ernstig feit betreft, hetgeen door verzoekster niet wordt bestreden. Verzoekster heeft haar stelling dat zij aanmerkelijke inkomstenderving heeft, omdat juist in augustus veel toeristen de coffeeshop bezoeken, niet althans onvoldoende onderbouwd, en verweerder heeft de stelling bestreden. Gelet hierop kan niet op voorhand worden gezegd dat een sluiting van vier weken op een kennelijk onredelijke belangenafweging berust. Wellicht was een andere afweging, gelet op de door verzoekster genomen maatregelen en het feit dat het een eerste overtreding in 9 jaar betreft, ook mogelijk geweest, maar de rechter kan niet anders dan marginaal toetsen, dat wil zeggen oordelen aan de hand van de vraag of verweerder met afweging van alle betrokken belangen in redelijkheid niet tot zijn beslissing had kunnen komen.
Nu in casu op voorhand niet kan worden verwacht dat het besluit in bezwaar geen stand zal kunnen houden en het spoedeisend belang door verzoekster onvoldoende is onderbouwd, wordt het verzoek afgewezen.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal,
griffier voorzieningenrechter
afschrift verzonden op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.